De provincie is momenteel in het kader van de Dienstenrichtlijn haar regelgeving aan het screenen. In een provinciale verordening is bepaald dat elke commerciƫle huisschilder een vergunning van de provinciale schildersbond moet verkrijgen. Moet dit vergunningsvereiste getoetst worden aan art. 9 Dienstenrichtlijn (vrijheid van vestiging van een dienstverlener) of aan art. 16 (tijdelijke dienstverlening)?
Versie juni 2009
Antwoord
In dit geval moet aan beide regimes, dus zowel aan art. 9 als aan art. 16, worden getoetst. In de meeste Nederlandse regelgeving wordt geen duidelijk onderscheid tussen tijdelijke dienstverlening en vestiging gemaakt, waardoor vaak aan beide regimes moet worden getoetst.
Beide regimes
Bovengenoemd vergunningsvereiste kan zowel betrekking hebben op schilders die zich in Nederland vestigen als ook op buitenlandse schilders die tijdelijk in Nederland schilderwerkzaamheden verrichten en weer terug keren naar een andere lidstaat, alwaar hun woonplaats is. Er moet dus aan het regime van de vestiging van een dienstverlener en dat van tijdelijke dienstverlening worden getoetst.
Vestiging van dienstverlener
De voorwaarden die de Dienstenrichtlijn stelt als het gaat om het hanteren van eisen ten aanzien van tijdelijke dienstverlening (art. 16 Dienstenrichtlijn) zijn strenger dan de voorwaarden die gesteld kunnen worden in het kader van de vestiging van een dienstverlener (art. 9). Eisen voor wat betreft tijdelijke dienstverrichting mogen namelijk enkel in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu worden gesteld (dwingende reden van algemeen belang).
Voor een eis in de zin van art. 9 kunnen ook nog andere dwingende redenen van algemeen belang door de provincie worden ingeroepen.
Non-discriminatoir, evenredig en niet verder dan noodzakelijk
Wel geldt voor zowel het tijdelijk verrichten van diensten (art. 16) als voor de vestiging van dienstverleners (art. 9) dat de eisen non-discriminatoir (niet direct of indirect discriminerend ten opzichte van buitenlandse dienstverleners) en evenredig zijn en niet verder gaan dan noodzakelijk (proportioneel) is.
Dwingende reden van algemeen belang
Dwingende redenen van algemeen belang zijn redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie, waaronder de volgende gronden (overweging 40 Dienstenrichtlijn):
– Openbare orde;
– Openbare veiligheid;
– Staatsveiligheid;
– Volksgezondheid;
– Handhaving van het financiĆ«le evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel;
– Bescherming van consumenten;
– Afnemers van diensten en werknemers;
– Eerlijkheid van handelstransacties;
– Fraudebestrijding;
– Bescherming van het milieu en het stedelijk milieu;
– Diergezondheid;
– Intellectuele eigendom;
– Behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed;
– Doelstellingen van het sociaal beleid en cultuurbeleid.
Meer weten over dit onderwerp?
Werkt u voor een decentrale overheid of het Rijk en hebt u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met de helpdesk van Europa decentraal: