Praktijkvraag

Laatste update: 12 oktober 2022

Door:


Onze gemeente bevindt zich in een grensregio waar er sprake is van (bevolkings)krimp. Aan de andere kant van de grens is er echter veel activiteit op het gebied van onderwijs en onderzoek. Welke mogelijkheden zijn er voor onze gemeente – bijvoorbeeld op het gebied van het bieden van huisvesting aan buitenlandse studenten die aan de andere kant van de grens studeren –  om hier ook de vruchten van te plukken en met welke (Europese) regelgeving krijgen we te maken?
Antwoord in het kort

Binnen de Europese Unie is er sprake van vrij verkeer van onder meer diensten en personen. Dit betekent in deze praktijkcase dat onderzoekers en studenten vrijuit moeten kunnen reizen binnen de EU en bijvoorbeeld de mogelijkheid moeten hebben om aan de ene kant van grens te wonen en aan de andere kant te werken of studeren. Op dit moment mogen niet-EU-burgers (op basis van nationale wetgeving) niet in Nederland wonen wanneer ze over de grens studeren of stage lopen. Een pilotproject in Limburg (pilot huisvesting Akense niet-EU-studenten) is hier momenteel een uitzondering op. Daarnaast is er Europese regelgeving die beoogt de grensoverschrijdende mobiliteit te bevorderen.

Huidige situatie en bevoegdheden

De mogelijkheden voor studenten uit derde landen (landen buiten de EU) om te studeren in de ene lidstaat en te wonen en/of werken in een andere, naburige lidstaat zijn op dit moment beperkt. De EU deelt met de lidstaten bevoegdheden op het gebied van migratie en verblijf. Dit betekent dat er geen sprake is van volledige harmonisering, omdat zowel de EU als haar lidstaten wetgevers zijn op dit gebied. Het is niet mogelijk om via een beroep op EU-wetgeving een verblijfsvergunning voor niet EU studenten in Nederland aan te vragen en zich in te schrijven aan een onderwijsinstelling aan de andere kant van de grens. Het huidige stelsel gaat uit van verblijf en studie in één en hetzelfde EU-gastland.

Europees beleid internationalisering hoger onderwijs

De internationalisering van het hoger onderwijs staat momenteel hoog op de agenda bij bestuurders en beleidsmakers. De Europese Unie (EU) stimuleert de toelating van studenten uit derde landen (d.w.z. van buiten de EU) aan de Europese universiteiten en heeft getracht een alomvattend wettelijk regime in te voeren om dit te vergemakkelijken. EG Richtlijn 2004/114 vormt hiervan de kern. Deze richtlijn bepaalt de voorwaarden voor de toelating van studenten van buiten de EU tot de lidstaten van de EU. In mei 2016 werd een nieuwe Europese richtlijn (EU-Richtlijn 2016/801) gepubliceerd (die 23 mei 2018 moet zijn geïmplementeerd) die gaat over een herziening van de bestaande richtlijnen voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek en studie. Deze vernieuwde richtlijn bevat ook bepalingen die toezien op andere categorieën derdelanders dan studenten en onderzoekers: scholierenuitwisseling, bezoldigde en onbezoldigde stages, vrijwilligerswerk en au-pairactiviteiten.

Meer mobiliteit voor niet-EU-studenten (tijdelijk verblijf)

De Richtlijn 2016/801 bevat voor niet-EU-studenten een uitbreiding van de verblijfsmogelijkheden tot het hele gebied van de EU voor een periode variërend van 180 tot 360 dagen. Dit in tegenstelling tot alleen de verblijfsmogelijkheden in de ontvangende lidstaat, wat nu het geval is. Het wordt (net als voor onderzoekers) nu ook voor studenten en betaalde stagiairs mogelijk tijdelijk te verblijven in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin ze zijn toegelaten voor bijvoorbeeld een studie. Dit geldt dan wel op basis van een notificatie, zonder dat in de lidstaat van vestiging opnieuw de procedure voor een verblijfsvergunning en werkvergunning hoeft te worden doorlopen.

Effecten van wetgeving en beleid op grensregio’s

De grenseffectenrapportage 2017 van het instituut ITEM beoogt om vanuit EU-regionaal perspectief de effecten van wetgeving en beleid op grensregio’s in kaart te brengen. Op basis van input van diverse partners uit de grensregio’s (onder meer grensinfopunten, regionale overheden, EU-regio’s en vakbonden) werd door ITEM in dit onderzoek uit 2017 in totaal gekeken naar grenseffecten op zes specifieke dossiers. Eén van de dossiers betrof grensoverschrijdende (im)mobiliteit van studenten uit derde landen in de Euregio Maas-Rijn. In dit dossier wordt een analyse en evaluatie van het Europese en nationale studentenmigratiebeleid vanuit EU-regionaal perspectief gegeven. Het rapport laat zien dat er een grensregionadeel is voor studenten uit derde landen en haalt daarbij het voorbeeld aan van de pilot huisvesting Akense niet-EU-studenten.

Pilot huisvesting Akense niet-EU-studenten

In de Duits-Nederlandse context is reeds een oplossing ingevoerd om de huidige beperkingen van de wetgeving op te heffen. Omdat de niet-EU-studenten niet in Nederland studeren, komen zij niet in aanmerking voor een Nederlandse verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel studie. Daarom werd door de minister van Wonen voor de afgifte van deze verblijfsvergunningen een tijdelijk beleidskader geschapen op grond van artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000.

De pilot huisvesting Akense niet-EU-studenten voorziet erin dat een student die fulltime (dus meer dan 180 tot 360 dagen) in Aken studeert in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning in Kerkrade of Heerlen, op voorwaarde dat een bewijs van voldoende financiële middelen wordt overlegd. In het kader van deze pilot worden maximaal 75 verblijfsvergunningen per jaar afgegeven. De pilot als geheel is een tijdelijke maatregel met een looptijd van vijf jaar. Zo is er nu dus de beperkte mogelijkheid geschapen een verblijfsvergunning aan niet EU onderdanen af te geven voor een verblijf in Nederland terwijl wordt gestudeerd in Duitsland.

Effect van de pilot huisvesting Akense niet-EU-studenten

Openstelling van de grensoverschrijdende woningmarkt voor studenten is mogelijk gunstig voor de ontwikkeling van gemeenten. De uitkomsten van de pilot lossen voor een deel de slechte verhouding tussen vraag en aanbod naar huisvesting aan beide kanten van de grens op. Terwijl de stad Aken een tekort heeft aan woonruimte voor studenten, worstelt Parkstad Limburg met bevolkingskrimp. Dit heeft vooral te maken met het vertrek van jongeren naar zogenaamd aantrekkelijkere regio’s in Nederland. Zo kunnen Aken en Parkstad Limburg door een bundeling van krachten ‘twee vliegen in een klap slaan’: extra huisvesting aanbieden aan studenten die in Aken studeren en tegelijkertijd leegstaande woningen in Parkstad Limburg een goede bestemming geven.

Grensinfopunten bieden meer informatie

Bij Grensinfopunten (allemaal liggend in de Nederlandse grensregio’s) kan er informatie worden verkregen over het wonen, werken en studeren over de grens. Zo kunnen studenten hier bijvoorbeeld alle informatie over het verhuizen naar Nederland opvragen. Ze krijgen te horen waar zij zich kunnen inschrijven bij de desbetreffende gemeenten, hoe ze zich moeten aanmelden bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst en welke verzekeringen ze moeten afsluiten. De Grensinfopunten werken intensief samen, maar zijn verder zelfstandig. Ze worden op verschillende wijzen gefinancierd, soms door bijvoorbeeld provincies, gemeenten, Belgische of Duitse decentrale overheden en vaak met subsidie vanuit de Europese Unie.

Meer informatie

Grensoverschrijdende samenwerking, Kenniscentrum Europa Decentraal
Dossier grensoverschrijdende samenwerking, VNG
Migratie, Kenniscentrum Europa Decentraal
Grenseffectenrapportage 2017, ITEM
Raadpleging grensoverschrijdende samenwerking, Europese Commissie
Kamerbrief pilot huisvesting Akense studenten, Rijksoverheid
Project huisvesting Akense niet EU studenten, Parkstad Limburg