Europees recht en beleid

Laatste update: 23 december 2022

Contact:


Wanneer decentrale overheden zelf voertuigen inkopen voor eigen gebruik stelt Richtlijn 2019/1161 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen, ook wel de Clean Vehicles Directive genoemd, regels. Deze richtlijn wijzigt de oude Richtlijn 2009/33/EG. Met de regels wordt nagestreefd dat het aandeel schone en uitstootvrije voertuigen toeneemt door middel van publieke inkoop.

Kern en reikwijdte

De Clean Vehicles Directive stelt specifieke percentages aan schone en uitstootvrije voertuigen die ingekocht moeten worden elke keer als een (decentrale) overheid door middel van een overheidsopdracht voertuigen inkoopt. De richtlijn is van toepassing op aanbestedingen door middel van overeenkomsten tot koop, huur, huurkoop en lease van wegvoertuigen maar ook op aanbestedingscontracten voor personenvervoer. Voor de toepassing van deze richtlijn is het dus noodzakelijk dat er een Europese aanbestedingsprocedure plaatsvindt. Dit is verplicht wanneer, in dit geval, de waarde van de aanschaf van voertuigen boven de betreffende drempelwaarde komt. Voertuigen die niet geschikt zijn voor het vervoer van passagiers of goederen, zoals wegonderhoudsvoertuigen, land- en bosbouwvoertuigen of quads vallen niet onder deze richtlijn. De Clean Vehicles Directive draagt bij aan de doelstellingen van Verordening 2019/631, die algemeen geldende CO2-emissievereisten vastlegt voor nieuwe personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen.

Doel

Het doel van de richtlijn is om de uitstoot terug te dringen door overheden te dwingen hun wagenpark geleidelijk te vergroenen door een groeiend aandeel schone en uitstootvrije voertuigen in te kopen. Ook wordt zo de markt voor schone en energiezuinige voertuigen bevorderd.

Vereisten

De richtlijn legt een minimumpercentage aan in te kopen schone en uitstootvrije voertuigen op. Dit percentage stijgt vanaf 2026. ‘Schoon’ betekent voor auto’s en bestelbussen dat deze minder dan 50 gram CO2 en 80% van toegestane emissies uitstoten. Voor zware voertuigen en bussen betekent het dat deze op alternatieve brandstoffen moeten rijden, waaronder biobrandstoffen.

De streefcijfers van de richtlijn worden uitgedrukt in minimumpercentages aan schone voertuigen van het totaal aantal wegvoertuigen in alle aanbestede contracten in de twee genoemde referentieperiodes. Voor deze cijfers wordt er onderscheid gemaakt tussen de periode tot en met 2025 en de periode vanaf 2026. De minimumpercentages gelden dus niet voor elke individuele aanbesteding, maar voor alle aanbestedingen van de aanschaf van voertuigen gezamenlijk. Wel geldt er een afgrenzing tussen de voornoemde categorieën van voertuigen: als een overheid in één categorie over onvoldoende groene voertuigen beschikt, kan dat niet worden gecompenseerd door in een andere categorie meer groene of uitstootvrije voertuigen aan te schaffen.

De procentuele vereisten voor Nederland zijn als volgt:

Type voertuigMinimum aantal schone voertuigen in de periode 2 augustus 2021 – 31 december 2025Minimum aantal schone en emissievrije voertuigen samen in de periode 1 januari 2026 – 31 december 2030
Lichte voertuigen
Auto’s en bestelbussen38.5% schoon (minder dan 50 gram CO2 en 80% van toegestane emissies)38.5% (alleen emissievrije voertuigen)
Zware voertuigen
Bussen45% schoon65% (waarvan minstens de helft emissievrije voertuigen)
Vrachtwagens10% schoon15% schoon

Implementatie in Nederland

De Clean Vehicles Directive wordt in Nederland geïmplementeerd in nationale wetgeving met een wijziging van de Wet Milieubeheer, specifiek artikel 9.6.1, met de bijbehorende ‘Regeling bevordering schone wegvoertuigen’. Deze implementatie is niet strenger wat streefcijfers betreft dan de richtlijn zelf.