De gevolgen van klimaatverandering worden in Europa steeds merkbaarder. Ondanks de inspanning voor het verminderen van de CO2-uitstoot houdt de Europese Unie rekening met onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering. Vroegtijdige aanpassingen aan de klimaatverandering (ook wel klimaatadaptatie genoemd) moet Europa veerkrachtiger maken en de maatschappelijke, sociale, economische, ecologische kosten van klimaatverandering beperken.
De EU moet in 2050 volledig in staat zijn zich aan te passen aan de effecten van de klimaatverandering. Om dit te bereiken is, in het kader van de Europese Green Deal, in 2021 een nieuwe klimaatadaptatiestrategie ontwikkeld. Deze strategie moet ervoor zorgen dat de EU maatschappelijk en economisch weerbaar is tegen de gevolgen van klimaatverandering. Denk hierbij aan teruglopende oogstopbrengst door toenemende droogte of oversterfte door extreme hitte. De nieuwe adaptatiestrategie streeft naar een slimmere, snellere en systematischere klimaatadaptatie en meer internationale aandacht voor het aanpassingsvermogen van landen en regio’s.
Europees klimaatadaptatiebeleid
Green Deal & klimaatbestendigheid
De Green Deal moet de kwetsbaarheid van Europa voor klimaatverandering verminderen. Verschillende initiatieven uit de Green Deal gaan daarom in op klimaatadaptatie, zoals de biodiversiteitsstrategie, de renovatiegolf, de ‘van boer tot bord’-strategie, het actieplan voor de circulaire economie, het ‘zero pollution’ actieplan, de bosstrategie, de bodemstrategie, de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit en de strategie voor duurzame financiering.
Europese Klimaatwet: Rapportageverplichtingen klimaatadaptatie
Centraal onderdeel van de Green Deal is de Klimaatwet (Verordening 2021/1119). De klimaatwet stelt dat lidstaten nationale strategieën en plannen voor aanpassing aan de klimaatverandering moeten vaststellen en uitvoeren. Deze informatie moet als onderdeel van de Energie-Unie voortgangsverslagen (Verordening 2018/1999) om de twee jaar met de Commissie worden gedeeld. Verordening 2018/1999 verplicht lidstaten daarnaast ook om klimaatadaptatiedoelstellingen mee te nemen in de nationale energie- en klimaatplannen (INEK). Lidstaten moeten elke vijf jaar een INEK opstellen. Meer over hoe de Europa het nationale klimaatbeleid bewaakt leest u op onze onderwerppagina klimaat.
Europese Klimaatadaptatiestrategie
Het Europese klimaatadaptatiebeleid wordt ondersteund door de Europese klimaatadaptatiestrategie. De strategie stelt geen specifieke nieuwe regelgeving voor, maar biedt een kader voor de integratie van klimaatadaptatie in Europees en nationaal beleid. In de klimaatadaptatiestrategie uit 2021 ligt de nadruk op het integreren van klimaatadaptatie in de verschillende beleidsterreinen van Europese wetgeving en het uitbreiden van de kennis over adaptatie. Twee speerpunten zijn de integratie van het aanpassingsproces in het macro-economisch en fiscaal beleid en het stimuleren van natuur gebaseerde oplossingen (Nature Based Solutions; NBS).
Kennisuitwisseling klimaataanpassing
Lidstaten, regio’s en steden kunnen van elkaars klimaataanpassingen leren. De Commissie faciliteert daarom de ontwikkeling van kennis en de uitwisseling van praktijkervaringen. Het ‘climate ADAPT’-webportaal bevat informatie over aanpassingsmaatregelen op alle administratieve niveaus, een toolkit voor adaptatieplanning en casestudies. De ‘Urban Adaptation Support Tool’ helpt lokale autoriteiten bij het ontwikkelen, implementeren en monitoren van klimaatadaptatiestrategieën (lees meer over deze tool in onze praktijkvraag).
Klimaatadaptatie in EU wet- en -regelgeving
Verder is klimaatadaptatie ook direct en indirect meegenomen in verschillende richtlijnen. In bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water (2000/60) is klimaatverandering niet expliciet opgenomen in de tekst, maar vanwege de cyclische aanpak van het stroomgebiedbeheerproces is deze richtlijn toch in staat om klimaatverandering aan te pakken.
Stroomgebiedbeheerplanning
Onder de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn lidstaten verplicht om elke zes jaar stroomgebiedbeheerplannen op te stellen. Om stroomgebiedbeheerders te ondersteunen bij het implementeren van de KRW heeft de Europese Commissie verschillende richtsnoeren en technische documenten opgesteld. Deze richtsnoeren hebben geen wettelijk karakter maar geven een leidraad voor de toepassing van de richtlijn.
Voor de aanpassing aan klimaatverandering is richtsnoer 24 ‘Stroomgebiedsbeheerplanning in een veranderend klimaat’ gepubliceerd. Dit document biedt een handvat hoe lidstaten binnen de structuur en het tijdspad van de KRW (tot 2027) klimaatadaptatie kunnen integreren en hoe ze voorbereidingen kunnen treffen voor de gevolgen voor het water (zoals overstromingen en droogtes). Het document biedt leidende principes en acties die betrekking hebben op de verschillende stappen van in het stroomgebiedbeheerplan. Het richt zich op het omgaan met beschikbare wetenschappelijke kennis, het ontwikkelen van strategieën voor adaptatie, het integreren van adaptief beheer in de stroomgebiedbeheerplan van de KRW, het omgaan met specifieke uitdagingen van toekomstige overstromingsrisico’s en waterschaarste.
Zo wordt er in cyclus van de KRW van lidstaten verwacht dat ze aantonen:
- hoe prognoses over klimaatveranderingen zijn opgenomen in de beoordeling van knelpunten en effecten;
- hoe monitoringsprogramma’s zijn afgestemd op het detecteren van de gevolgen van klimaatverandering;
- dat de gekozen maatregelen veerkrachtig en robuust zijn voor toekomstige verwachte klimaatomstandigheden.
ROR-richtlijn
Naast de KRW biedt de Richtlijn Overstromingsrisico’s (Richtlijn 2007/60/EG, ROR-Richtlijn) een kader voor klimaatadaptatie op het gebied van water. Deze richtlijn stelt een wettelijk kader vast voor de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico’s in lidstaten. In deze richtlijn is klimaatverandering expliciet opgenomen en lidstaten dienen rekening te houden met de waarschijnlijke effecten hiervan bij het uitvoeren van de richtlijn. Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina overstromingsrisico’s.
Milieueffectrapportage: MER-richtlijn en klimaatadaptatie
In de gewijzigde MER-richtlijn (2014/52/EU, oorspronkelijk 2011/92/EU) is klimaatverandering en klimaatadaptie opgenomen in de milieueffectrapportage-procedure. Met de wijziging worden de effecten van projecten op het klimaat en hun kwetsbaarheid voor klimaatverandering beoordeeld. Zo moeten projecten waar een risico bestaat voor rampen die worden veroorzaakt door klimaatverandering, worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling. Daarnaast moet een beschrijving van de waarschijnlijke effecten van het project op het klimaat (bijvoorbeeld de omvang van (broeikasgas-)emissies) en de kwetsbaarheid van het project voor klimaatverandering worden aangeleverd. Ook moet de orde van grootte, de complexiteit, de waarschijnlijkheid, de duur, frequentie en de omkeerbaarheid van de effecten van het project in overweging worden genomen.
Er is een richtsnoer opgesteld hoe klimaatverandering in de MER-procedure geïntegreerd kan worden. Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina milieueffectrapportage.
De Habitatrichtlijn en klimaatadaptatie
Ook voor de Habitatrichtlijn is een richtsnoer opgesteld om het beheer van Natura 2000-gebieden aan te passen aan de effecten van klimaatverandering. Het doel van de richtlijn is om de kwetsbaarheid van Natura 2000-gebieden en habitats te verminderen en de veerkracht te vergroten. De richtlijn geeft daarnaast inzicht hoe het Natura 2000-beheer zelf kan bijdragen aan klimaatmitigatie en adaptie. Het document biedt een besluitvormingskader en mogelijke maatregelen die Natura 2000-beheerders kunnen gebruiken. Zo gaat het document in op het verminderen van bestaande druk en knelpunten door het ontwikkelen van bijvoorbeeld bufferzones, het managen van de gevolgen van extreme evenementen zoals storm en brand, en het verhogen van de interconnectiviteit door het ontwikkelen van ecologische verbindingszones.
Meer informatie over deze richtlijn is te vinden op onze pagina Natura 2000.
Nationaal beleid
Het Nederlandse klimaatadaptatiebeleid is vastgelegd in de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. De NAS biedt perspectief aan alle programma’s in Nederland waarin partijen aan klimaatadaptatie werken en faciliteert deze werkzaamheden. Het Deltaplan gaat specifiek in op de gevolgen voor het watermanagement.
Stand van Zaken
De NAS is in 2019 geëvalueerd door de Europese Unie.
Decentrale relevantie
De EU-adaptatiestrategie heeft impact op decentrale overheden. Veel acties uit de nationale klimaatadaptatiestrategieën worden op decentraal niveau uitgevoerd. Klimaatadaptatie heeft bijvoorbeeld gevolgen voor waterbeheer, ruimtelijke ordening en infrastructuur. De waterschappen spelen een belangrijke rol als regionaal waterbeheerders en zijn verantwoordelijk voor het op orde brengen en houden van de waterkeringen en watersystemen. Gemeenten en provincies zijn van belang vanuit hun taken ten aanzien van ruimtelijke ordening en milieubeheer.
De EU-strategie moedigt decentrale overheden aan om eigen klimaatadaptatiestrategieën op te stellen. In 2017 evalueerde de Commissie de klimaatadaptatiestrategieën van de lidstaten. In Nederland werd hierbij ook naar de adaptatiestrategieën en actieplannen op decentraal niveau gekeken. Hieruit bleek dat de meeste provincies een klimaatadaptatieactieprogramma en enkele steden adaptatiestrategieën hadden ontwikkeld.
De Commissie wil de richtsnoeren over nationale adaptatiestrategieën in samenwerking met de lidstaten verbeteren zodat alle bestuursniveaus worden betrokken bij regelgeving over klimaatverandering. Ook stelt de EU financiële steun beschikbaar vanuit Europese fondsen, bijvoorbeeld LIFE, EFRO of Horizon Europe. Voor meer informatie over Europese fondsen, zie onze EU-fondsenwijzer. De strategie voorziet in het versterken van het Convenant van Burgemeesters om lokale en regionale overheden te helpen met de stap van klimaatadaptatieplanning naar actie.