Hernieuwbare energiebronnen zoals windenergie, zonne-energie, aardwarmte en biobrandstoffen zijn een alternatief voor fossiele brandstoffen. Deze vormen van energie dragen bij aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, en dus aan het realiseren van de energie- en klimaatdoelstellingen. Daarnaast zorgt het gebruik van hernieuwbare energiebronnen voor een diversificatie van de energievoorziening. Dit draagt bij aan een verminderde energieafhankelijkheid van het buitenland en de bevordering van de energievoorzieningszekerheid.
De Europese wetgeving bevordert dan ook het gebruik van hernieuwbare energie. Het pakket ‘Schone energie voor alle Europeanen’ moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat de EU een wereldleider blijft op het gebied van hernieuwbare energie.
Deze stimulerende rol van de EU is voor decentrale overheden van belang. Lees ook onze EU-wijzer voor provincies over hernieuwbare energie (december 2020) voor uitgebreide informatie over dit onderwerp met interviews en praktijkvoorbeelden uit provincies.
Europese Hernieuwbare Energiedoelstelling
In 2009 is vastgelegd dat tegen 2020 20% van het energieverbruik in de EU uit hernieuwbare energiebronnen moet komen. In 2018 is dit doel verhoogd: tegen 2030 moet dit 32% zijn. Het is mogelijk dat dit percentage in 2023 wordt verhoogd.
Green Deal
Met de Green Deal wil de Commissie er voor zorgen dat de Europese energiemarkt over gaat naar hernieuwbare energie, terwijl de afhankelijkheid van vervuilende grondstoffen zoals olie, steenkool en gas wordt afgebouwd. De Commissie zal bij de lidstaten nagaan of de energie- en klimaatplannen ambitieus genoeg zijn. Als dit niet het geval is, zal de Commissie de energiewetgeving herzien.
Europees beleid
De Europese wetgeving op het gebied van hernieuwbare energie is hoofdzakelijk vastgelegd in de Richtlijn hernieuwbare energie (RED I: 2009/28/EG , herzien door RED II; Richtlijn (EU) 2018/2001).
Green Deal
In juli 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de herziening van de Richtlijn hernieuwbare Energie.
De Richtlijn hernieuwbare energie omvat definities en basisprincipes voor hernieuwbare energie en berekeningsmethodes. Zo moeten lidstaten bij de uitvoering van de verplichtingen in de richtlijn rekening houden met de afvalhiërarchie, milieukeuren, energie labels en andere technische specificaties. Ook bevat de richtlijn streefcijfers en een kader voor steunregelingen, en gaat de richtlijn verder in op hernieuwbare energie in de verwarming- en koelsector en de vervoersector.
Definitie hernieuwbare energie
Energie uit hernieuwbare energiebronnen omvat volgens de herziene richtlijn energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk
- windenergie
- zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie)
- geothermische energie
- omgevingsenergie
- getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen
- waterkracht
- energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas
Streefcijfers 2020
Om het potentieel van hernieuwbare energie te benutten en het gebruik te stimuleren zijn er verschillende streefcijfers vastgelegd die lidstaten dienen te behalen. In richtlijn 2009/28/EG was al vastgelegd dat:
- Het aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie in de vervoersector in 2020 ten minste 10% moet bedragen
- Het aandeel hernieuwbare energie in de gehele Unie tegen 2020 20% van het totale bruto-eindverbruik van energie moet bedragen.
- Nederland tegen 2020 14% van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen moet halen.
Het streefdoel van 20% hernieuwbare energie in de gehele Unie tegen 2020 lijkt te zijn behaald. Uit de voorlopige ramingen van het Europees Milieuagentschap (EMA) blijkt dat de EU in 2020 een aandeel van 21,3% hernieuwbare energiebronnen in haar energieverbruik heeft bereikt. Nederland daarentegen lijkt het aandeel hernieuwbare energie van 14% tegen 2020 niet te realiseren en blijft steken op 11,1 %.
Streefcijfers 2030
In richtlijn 2018/2001 zijn deze nationale en unie streefcijfers voor 2030 verhoogd en is vastgelegd dat:
- Het aandeel hernieuwbare energie in de gehele Unie tegen 2030 32% van het totale bruto-eindverbruik van energie moet bedragen.
- Het aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie in de vervoersector in 2030 ten minste 14% moet bedragen
- Uiterlijk in 2030 een elektriciteitsinterconnectiviteitsstreefcijfer van 15% moet zijn behaald
- Er een jaarlijkse toename van 1,3 procentpunt van het aandeel van hernieuwbare energie in de verwarmings- en koelingssector moet worden behaald
- Het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen en biogassen in de vervoerssector in 2030 tot ten minste 3,5% moet stijgen.
Green Deal
In het voorstel voor de herziening van de Richtlijn hernieuwbare energie stelt de Europese Commissie voor dat 40% van de energie uit hernieuwbare bronnen moet komen. Daarnaast stelt het specifieke streefcijfers voor verschillende sectoren zoals gebouwen, industrie en vervoer. Meer informatie staat in ons nieuwsbericht over deze herziening.
Steunmaatregelen
Om het gebruik van hernieuwbare bronnen te bevorderen maakt de richtlijn het gebruikt van ‘steunregelingen’ mogelijk. Dit kan – onder andere – in de vorm van investeringssteun, belastingvrijstelling of –verlaging, terugbetaling van belasting en steunregeling voor verplichting tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen zijn. Ook kan in een andere lidstaat geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen worden gesteund. Het coördineren of steunen van projecten in andere lidstaten kan meetellen voor het aandeel hernieuwbare energie van de eigen lidstaat bij het behalen van de streefcijfers. Daarnaast kunnen ook hernieuwbare energiegemeenschappen deelnemen aan steunmaatregelen.
Meer informatie over staatssteun vindt u op onze pagina staatssteun.
Integratie van hernieuwbare energie in de verwarming en -koelingssector
Met name in de verwarming- en koelingssector zit een groot potentieel voor het gebruik van hernieuwbare energie. De richtlijn bevordert dan ook de integratie van hernieuwbare energie in deze sectoren. Zo moeten lidstaten lokale en regionale autoriteiten aansporen om verwarming en koeling uit hernieuwbare bronnen op te nemen in de planning van stedelijke infrastructuur. Dit betreft de ruimtelijke planning, het ontwerp, de bouw en renovatie. Naast verwarming en koeling uit hernieuwbare bronnen moet ook in de integratie en inzet van onvermijdelijke afvalwarmte en – koude worden voorzien. Verder zijn er streefcijfers en verscherpte criteria vastgelegd voor deze sector.
Meer informatie over energie in gebouwen vindt u op onze pagina energieprestaties gebouwen.
Integratie hernieuwbare energie in de vervoerssector
Ook in de vervoersector zit een groot potentieel voor het gebruik van hernieuwbare energie. De richtlijn introduceert versterkte duurzaamheidscriteria op het gebied van biobrandstof en biomassa.
Meer informatie over hernieuwbare energie in de vervoerssector vindt u op onze pagina vervoer en duurzaamheid.
Zelfverbruikers van hernieuwbare energie & hernieuwbare energiegemeenschap
De richtlijn versterkt tevens de positie zelfverbruikers van hernieuwbare energie. Het stelt burgers beter in staat hun eigen elektriciteit te produceren en hun overtollige productie op te slaan en te verkopen. Ook kunnen lokale burgers en (lokale) autoriteiten participeren in projecten via hernieuwbare energiegemeenschappen. Deze hernieuwbare energiegemeenschappen kunnen tevens deelnemen aan de steunregelingen. Hiermee wil de EU de rol van burgers in de energietransitie erkennen.
Rapportage
In het kader van Richtlijn 2009/28 dienden lidstaten nationaal actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen vast te stellen. Deze rapportageverplichtingen zijn met de herziening van de richtlijn (2018/2001) geïntegreerd in het governancesysteem van de energie-unie. Lidstaten moeten hiermee elke 10 jaar nationale energie en klimaatplannen opstellen. Meer hierover vindt u op onze pagina monitoring en governance.
De lopende nationale actieplannen van lidstaten zijn te vinden op de website van de Europese Commissie.
Nationale implementatie
Richtlijn 2009/28 is onder andere omgezet door een wijziging in de Wet Milieubeheer.
Stand van Zaken
De herziene richtlijn 2018/2001 is inmiddels in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Deze moest voor 30 juni 2021 zijn omgezet in nationale wetgeving. De richtlijn zal uiteindelijk geïmplementeerd worden in de nieuwe Energiewet. Deze beoogt de huidige Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 te vervangen.
Energieakkoord
De Nederlandse afspraken op het gebied van hernieuwbare energie zijn opgenomen in het energieakkoord (2013-2023) en het klimaatakkoord. In het energieakkoord staat dat in 2020 het aandeel hernieuwbare energie 14% moet zijn. In 2023 moet dit aandeel oplopen tot 16%.
In het klimaatakkoord is vervolgens afgesproken dat in 2030 70% van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen komt.
Decentrale Relevantie
Decentrale overheden vervullen verschillende rollen op het gebied van hernieuwbare energie. Provincies en gemeenten zijn betrokken bij ruimtelijke ordening en vergunningsverlening van hernieuwbare energieprojecten. Hiervoor moet er onder andere rekening worden gehouden met bestaande wetgeving zoals de Wet milieubeheer, de Natuurbeschermingswet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zo moet er bijvoorbeeld bij het plaatsen van windturbines gekeken worden naar de impact van geluid en de emissie uitstoot van de turbine op de natuur.
Gemeenten spelen een rol bij de integratie van hernieuwbare energie in gebouwen. Hernieuwbare energie is zowel voor nieuwe gebouwen als ook bestaande gebouwen die gerenoveerd dienen te worden van belang. De richtlijn spoort regionale en lokale overheden dan ook aan om de hernieuwbare energie op te nemen in de ruimtelijke ordening en om hernieuwbare energie in de verwarmings- en koelingssector te gebruiken. Meer informatie over de energieregelgeving betreffende gebouwen vindt u op onze pagina: energie efficiëntie gebouwen.
De Unie van Waterschappen heeft een handleiding gepubliceerd die specifiek gericht is op drijvende zonnepanelen: de handreiking Zon op water. Hierin staat verdere informatie over zaken waar waterschappen mee te maken krijgen, zoals beleid, vergunningverlening, monitoring en handhaving.
Daarnaast spelen decentrale overheden een rol bij het versnellen van de marktintroductie van hernieuwbare energie. Decentrale overheden kunnen bijvoorbeeld bij de inkoop van energie en de daarvoor vereiste aanbesteding duurzaamheidscriteria opnemen. Hiernaast is het ook mogelijk om binnen het staatssteunrecht, bijvoorbeeld met de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) duurzame initiatieven te stimuleren.
Ten slotte kunnen decentrale overheden aandeelhouder zijn in hernieuwbare energieprojecten, zoals de hernieuwbare energiegemeenschappen. Zie voor meer informatie onze onderwerppagina Energiegemeenschappen.
Overzicht Europese Wetgeving Hernieuwbare Energie
• Richtlijn hernieuwbare energie (RED II) | 2018/2001
• Richtlijn hernieuwbare energie (RED I) | 2009/28