Jochen Meulman heeft de afgelopen 3,5 jaar als Senior Jurist en plaatsvervangend directeur bij Kenniscentrum Europa Decentraal talloze decentrale overheden door het soms complexe woud van het Europese recht geloodst. Nu zet hij zijn carrière voort bij de Raad van State. In dit afscheidsinterview blikt hij terug op zijn tijd bij KED, spreken we over ontwikkelingen in het Europees Recht en vertelt hij over de soms verrassende, maar altijd boeiende ervaringen in zijn samenwerking met decentrale overheden.
Hoe kijk je terug op je tijd bij KED?
“Het was een ontzettend leerzame en leuke ervaring. Hoewel ik mijn hele carrière met Europees recht bezig ben geweest, had ik nog nooit vanuit het perspectief van de decentrale overheid gewerkt. Tijdens colleges en cursussen leer je wel dat gemeenten en provincies aan de slag moeten met Europees recht, maar hoe dat in de praktijk gaat, blijft vaak onbekend. Ik heb jaren bij het Rijk gewerkt, waar je direct resultaat ziet van hoe organisaties omgaan met Europees recht. Bij de bestuurslagen daaronder is dat vaak minder zichtbaar voor de buitenwacht, dus het was boeiend om te zien hoe dat voor gemeenten werkt. Voor hen zijn Europeesrechtelijke kwesties, zoals vragen over staatssteun of of ze op een wolf mogen jagen, even relevant en actueel als voor Rijksorganisaties. Gemeenten en provincies moeten zich ook bezighouden met thema’s zoals Europese fondsen, bijvoorbeeld voor waterstofprojecten, natuurbeheer of opleidingen. Dat was een eyeopener.”
Wat viel je op bij het werken met gemeenten en provincies op het gebied van Europees recht?
“Wat me vooral opviel is dat de implementatie van Europees recht voor gemeenten en provincies een enorme opgave is. Het is complex, en bij kleinere gemeenten zie je dat ze door de bomen soms het bos niet meer zien. Wanneer moet je aan welke Europese regels voldoen? Dat is vaak niet duidelijk, laat staan als je meerdere hobbels moet nemen in een project. Neem bijvoorbeeld CO2-reductie: een provincie wil graag bijdragen, maar dat betekent niet dat ze onbeperkt steun kunnen verlenen. Als je met Europa wilt samenwerken, kom je zelf vaak extra obstakels tegen: je moet voldoen aan Europese eisen, wat betekent dat je aanbestedingen moet doen, staatssteun moet regelen en fondsen moet aanvragen. En dan ook nog kijken of je je doelen haalt. Dat maakt het heel ingewikkeld, en daar is veel hulp bij nodig.”
Hoe ben je in het Europees recht terechtgekomen?
“Ik ben begonnen met een studie Europees recht in Maastricht, eigenlijk door een heel gloedvol betoog op een open dag van de Universiteit in 1994. Een hoogleraar gaf een overtuigende presentatie, en ik dacht: dit lijkt me wel interessant. Uiteindelijk ben ik nooit meer weggegaan uit het Europees recht. Na mijn studie ben ik aan de slag gegaan als AIO en junior docent bij de vakgroep Europees recht aan de Universiteit Nijmegen. Daarna kwam ik terecht bij de Autoriteit Consument & Markt, waar ik werkte aan Europese kwesties zoals kartelrecht en toezicht in sectoren als openbaar vervoer en luchtvaart.”
Voor gemeenten zijn Europeesrechtelijke kwesties, zoals vragen over staatssteun of of ze op een wolf mogen jagen, even relevant als voor Rijksorganisaties.
“Hoewel ik bij de ACM met Europees recht bezig was, raakte ik het contact met het Europese niveau wat kwijt. Ik wilde weer dichter bij de Europese actualiteit komen, en dat is goed gelukt bij KED. Daar werk je direct met de actuele ontwikkelingen binnen Europa. Dat vond ik enorm waardevol.”
Wat heb je geleerd van de samenwerking met decentrale overheden?
“Het was voor mij verrassend om te zien hoe belangrijk Europees recht is voor decentrale overheden. Bij gemeenten, provincies en waterschappen speelt het dagelijks, maar ze hebben niet altijd de kennis in huis om de Europese regels goed te interpreteren en toe te passen. Wat ik waardeer is dat deze partijen vaak heel graag binnen de lijntjes van het Europees recht willen kleuren. Ze willen het graag goed doen, maar het is een complexe taak, en daar hebben ze soms een extra zetje voor nodig.”
Wat verwacht je de komende jaren aan ontwikkelingen op het gebied van Europees recht en beleidsvorming?
“Er zijn twee belangrijke aspecten waar we rekening mee moeten houden. Ten eerste, inhoudelijk gezien, komt er een hoop op ons af. Vooral op milieugebied zijn er grote veranderingen te verwachten. De Kaderrichtlijn Water, stikstofproblematiek en CO2-reductie zijn nu al belangrijke thema’s. Ook digitalisering zal focus houden in de EU. Dit gaat veel werk en geld kosten, vooral in sectoren waar de capaciteit al beperkt is en oplossingen vaak duur zijn. Daarnaast: decentrale overheden worden op vele manieren geraakt door deze beleidsterreinen.”
“Staatssteun en aanbestedingsrecht blijven ook altijd een rol spelen, omdat dit functionele rechtsgebieden zijn. Zo lang er subsidies worden uitgegeven en er zaken moeten worden ingekocht, zullen deze onderwerpen relevant blijven. Ik verwacht geen grote veranderingen op dit vlak, al kunnen er wel procedurele aanpassingen komen. De grote aanpassingen komen, voor zover ik dat nu kan overzien uit het Draghi- en Letta-rapport. Draghi en Letta stellen radicale wijzigingen voor, vooral in de manier waarop Brussel samenwerkt met lidstaten en andere partijen binnen die staten. Ze pleiten voor een nieuwe aanpak in tien sectoren van de economie. In plaats van wetgeving te maken die voor alle lidstaten geldt, willen ze in die sectoren sneller resultaat boeken door samen te werken met een aantal lidstaten en partijen die het snelst vooruitgang kunnen boeken.”
Wat zou dit betekenen voor decentrale overheden?
“Het idee is dat er per sector overlegtafels komen waar vertegenwoordigers van de Europese Commissie, lidstaten, maar ook decentrale overheden zoals provincies en gemeenten, en marktpartijen samenkomen om oplossingen te vinden. Dit betekent dat er heel snel concrete resultaten moeten worden geboekt, bijvoorbeeld op het gebied van waterstofproductie. Dit brengt een heel andere dynamiek met zich mee, waarbij lokale overheden rechtstreeks betrokken worden bij Europese projecten.”
Draghi en Letta stellen radicale wijzigingen voor, vooral in de manier waarop Brussel samenwerkt met lidstaten en andere partijen binnen die staten, ook decentrale overheden.
“Als dit voorstel wordt doorgevoerd, kunnen decentrale overheden een veel actievere rol spelen. In plaats van af te wachten wat er uit Brussel komt, kunnen zij zich profileren door proactief mee te doen aan deze projecten. Dit biedt grote kansen voor regio’s die zich willen onderscheiden. Stel je voor dat een provincie zoals Groningen, niet eens zo heel vergezocht, aan tafel zit om een waterstoffabriek te realiseren. Dan kunnen zij zichzelf echt op de kaart zetten, zowel lokaal als Europees.”
En hoe zit het met de financiering? Zijn eurobonds een optie?
“Dat is een gevoelig punt. Er wordt voorgesteld om een groot deel van de financiering te dekken met eurobonds. Maar daar is niet iedereen het mee eens, vooral Duitsland niet. Toch blijft de ambitie voor deze sectoren groot, dus de vraag is hoe dat gefinancierd gaat worden. Draghi suggereert ook dat privaat geld een grotere rol kan spelen, omdat Europa veel privaat kapitaal heeft. Het idee is dat we privaat geld inzetten voor private doeleinden, zoals de ontwikkeling van technologieën, terwijl publiek geld eerder naar infrastructuur gaat. Dat biedt kansen voor provincies of gemeenten die zelf willen investeren in hun regio. Maar er moet veel gebeuren hoor, want Europa heeft nog nooit op deze manier gewerkt. En hoe de Europese Commissie tegenover alle voorstellen staat is ook nog niet duidelijk.”
Denk je dat Nederland actief mee zal doen?
“Dat hangt ervan af. Op nationaal niveau is er misschien minder enthousiasme voor diepere Europese samenwerking, maar op regionaal niveau liggen er grote kansen. Denk bijvoorbeeld aan de chipindustrie, waar Nederland een belangrijke speler is. Regio’s zoals Brabant, waar bedrijven zoals ASML actief zijn, kunnen echt baat hebben bij deze ontwikkelingen. Zij kunnen in consortia privaat geld aantrekken en aan tafel zitten met de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat deze industrie verder wordt ontwikkeld in hun regio.”
Als je bevlogen mensen bij elkaar zet, dan vinden ze altijd een weg om iets nuttigs te doen.
Wat vind je van de portefeuille die Nederland heeft gekregen binnen de Europese Commissie, klimaat en schone groei?
“Het is interessant dat Nederland deze portefeuille heeft gekregen. Hoewel Nederland historisch gezien niet de groenste lidstaat is, hebben we de laatste jaren wel een inhaalslag gemaakt, vooral op het gebied van groene energie, zoals windenergie. Het past dus in ieder geval bij onze huidige ambities. Toch had ik eerder gedacht dat een Scandinavische lidstaat deze rol zou krijgen, gezien hun reputatie op dit vlak. Maar Nederland heeft zeker potentie om deze verantwoordelijkheid goed te vervullen, maar is een voorzichtiger keuze die misschien deze Commissie wel typeert.”
Hoe kijk je naar de recente ontwikkelingen in het Europese energiebeleid?
“Het is opmerkelijk hoe snel een grote lidstaat als Duitsland de omslag heeft gemaakt qua energiebeleid. Ze hebben twee jaar geleden de kernenergie volledig afgezworen. Dit heeft zeker invloed op het tempo en de richting van het energiebeleid in Europa. Daarbij speelt ook de politieke samenstelling van de Europese Commissie een rol. De christendemocratische invloeden zijn duidelijk merkbaar, gezien het aantal christendemocraten, de EVP-familie in het Parlement, dat al lange tijd een belangrijke rol speelt, ondanks de nationale regeringen die steeds vaker van een andere politieke kleur zijn.”
“De lidstaten spelen natuurlijk een grote rol bij het naar voren schuiven van kandidaten voor de Europese Commissie. Dit kan anticiperen zijn op wat bijvoorbeeld de voorzitter van de Commissie, zoals Ursula von der Leyen, acceptabel vindt. Je ziet dat dit vaak invloed heeft op hoe bepaalde ambities, zoals milieu-initiatieven, worden bijgesteld. Het is een kwestie van realpolitik: Europa moet concurreren met grootmachten zoals China en de VS. We kunnen onszelf niet uit de markt prijzen door alleen te investeren in dure groene energie. Goedkope energie is op korte termijn nodig, anders schaden we niet alleen de huishoudens maar ook onze industrie. Die realiteit wordt duidelijk in het Draghi-rapport geschetst.”
Wil je nog iets delen uit je tijd bij KED? Waar kijk je met voldoening op terug?
“Ik heb veel gemeenten kunnen helpen bij het inrichten van hun financiële beleid voor sportaccommodaties. Fijn om gemeenten te hebben kunnen bijstaan bij een duurzame inrichting van hun lokale sportaanbod. Daarbij komen meerdere vraagstukken bijeen: staatssteunrecht, aanbestedingsrecht, de Wet Markt en Overheid en de Dienstenrichtlijn. Wat ik verder waardeer aan KED is dat het als relatief kleine Stichting toch snel en effectief resultaten weet te boeken. Als je bevlogen mensen bij elkaar zet, dan vinden ze altijd een weg om iets nuttigs te doen. Dat vind ik een van de mooiste aspecten van werken bij KED.”